Bij het samenstellen van de bloemlezing Tikken tegen de maan viel schrijver en dichter Joke van Leeuwen voor gedichten die de vrijheid laten zien waarmee je met taal kunt omgaan. Het moet wel gek lopen wil de lezer die gevoelens niet delen.
Tikken tegen de maan bevat vijftig eerder verschenen verzen van dichters als Ted van Lieshout, Edward van de Vendel, Mies Bouhuys en Bart Moeyaert, en evenveel illustraties die bijna allemaal speciaal voor de bundel werden gemaakt. Met de verzen wilde Van Leeuwen het eigenzinnige van de Nederlandstalige kinderpoëzie laten zien, schrijft ze in haar voorwoord. En daarin is ze zeker geslaagd.
Spelen met de taal
In de bundel wordt fijn gespeeld met de taal. Bijvoorbeeld door de Surinaamse dichter Corly Verlooghen.
mijn oe
je bent mijn OE
mijn zoete oe
ik dek je toe
en groet je
en repeteer je naam
oe oe mijn lieve oe.
Spelen met de vorm
Verschillende gedichten spelen met de vorm, zoals op naar de top van Riet Wille dat eruitziet als een trap waarbij de ik de top beklimt, terwijl de regels steeds langer worden.
ik
ik ren
ik ren rap
ik ren rap naar de
ik ren rap naar de top
ik ren rap naar de top toe
Totdat de ik zo moe wordt en buiten adem raakt. Waarna het vers in omgekeerde volgorde eindigt.
Fantasiedier
In het gedicht olifant van Hans en Monique Hagen knipt de ik een dier dat aanvankelijk nog een olifant lijkt. of nee toch niet / de slurf valt eraf / het wordt een krokodil. De illustratie toont een uitgeknipt fantasiedier waarin je zowel een olifant als een krokodil terugziet. Daarbij lijken de twee strofes van elkaar te zijn losgeknipt. De ene strofe staat wat schuin op de linker pagina en de andere schuin op de rechter. Een plakwerkje, zou je kunnen denken.
Alsof ze praat
Maar natuurlijk toont niet alleen de vorm de eigenzinnigheid van sommige jeugddichters. Neem Eva Gerlach, wier titelloze gedicht leest alsof ze tegen je praat, en dat werkt goed. Het is meteen duidelijk dat we echt niet moeten denken dat de ik gaat doen wat er misschien wel verwacht wordt dat ie doet. Er spreekt een eigenwijsheid uit die liefhebbers kennen als typerend voor de Nederlandstalige jeugdpoëzie.
Het punt is dit. Moed heb je. Ik bedoel:
de een wordt aangevallen en hij vecht. Ik niet.
Ik loop naar huis en aai geen kat. Trap wat
op geen schaduw, eet niks, plak geen gat
in niemands fietsband, jaag geen zusjes op
tafel met hun pop omdat ik zo
als geen vampier door geen kamer loop (…)
Wrattig
Er is humor, er zijn dieren, er zijn de ervaringen van kinderen. En er zijn dus die fraaie illustraties, zoals de pad bij De pad en de roos van Hans Andreus, een gedicht over een pad die bij het zien van bloemen uitroept: Op zoveel schoonheid zal ik mij / nooit kunnen benoemen!’. De illustratie van de amfibie beslaat bijna de twee volledige pagina’s, en heeft zo’n wrattige huid dat je hem bijna zou willen aanraken om te voelen of hij echt zo bobbelig is (om dan heel hard IEW! uit te roepen).
Vingers bij aflikken
Is er een kanttekening bij de bloemlezing te plaatsen? Ja en nee. Om met nee te beginnen: het is een bundel om je vingers bij af te likken. Maar bedenk dan dat dit boek in 2010 verscheen. En dat Van Leeuwen toen al in het voorwoord schreef dat het lijkt ‘…of de productie in de loop der jaren is afgenomen en er minder debutanten zijn die een uitgave krijgen.’ Ja, er verschijnen bloemlezingen, maar – en ook uw recensent schreef het al eerder – bundels van nieuw talent verschijnen maar heel, heel af en toe.
Daardoor bestaat de kans dat je niet meteen doorhebt dat Tikken tegen de maan (het prachtige boek is nog steeds verkrijgbaar) al dertien jaar oud is. Blader er doorheen en je ziet de namen van dichters wier werk ook anno nu in verzamelbundels wordt opgenomen. En dat maakt nieuwsgierig naar waar de nieuwe lichting eigenzinnige jeugddichters zich schuilhoudt.