Lowie, van de vogel en de dief van Stefan Boonen begint geheimzinnig. Iedereen die Lowie kent is aanwezig op haar begrafenis. Een begrafenis op een zachte warme dag, de zomer waait naar binnen. Maar is Lowie echt dood? Weten we dat zeker?
‘Nee, denk maar niet dat het hier te treurig wordt. Ook al zijn we diep in het Binnenland.
Dit is het verhaal van een meisje. Ze heette Lowie.
Trouwens, ze is niet echt dood, dat kan bijna niet.
Ze was nog maar net begonnen.’
Een huismus die geen huismus wil zijn
Lowie is een meisje dat al heel haar leven werkt als dienstmeisje in het huis van mijnheer en mevrouw Simmers. Ook haar oma werkte daar, maar zij is dood, en haar moeder die besloot te vertrekken zodat Lowie kon blijven. Drie is te veel, zei mijnheer Simmers. Daarom dus. Leuk is het niet om voor de Simmers te werken. Lange dagen, zwaar werk en de Simmers zijn gemeen. Huismus, noemt Lowie zichzelf. Ze wil niet dat dat waar is, maar het voelt alsof het klopt. Een huismus die altijd doet wat van haar wordt gevraagd. Als mijnheer Simmers Lowies enige bezit vindt en inpikt is de maat vol. Oma’s doosje met oma’s spaargeld, Lowie had het nog zo goed verstopt! Boos maar volkomen onvoorbereid loopt Lowie de deur en de tuin uit, weg van de Simmers en het avontuur tegemoet. Ze komt er snel achter dan weglopen niet makkelijk is, en weglopen zonder profiand of een warme deken al helemaal niet. In het Hoogwoud is Lowie eenzamer dan ze ooit is geweest. Gelukkig ontmoet ze al snel drie anderen die ook op de vlucht zijn en waarmee ze een tijdje op kan trekken. Na wat omzwervingen en avonturen, en een eerste ontmoeting met de Kommissaar, komt Lowie in het stadje Hinkel terecht. Daar probeert ze een nieuw leven op de bouwen, maar haar oude leven laat haar niet zo makkelijk gaan.
Een boek vol mooie woorden
Als Lowie, van de vogel en de dief één ding is dan is het een boek vol met mooie woorden. Het verhaal zit vol prachtige beelden die voor kinderen makkelijk te begrijpen zijn. In een van de eerste hoofdstukken komen we de zinsnede ‘Aan de rand van de hemel begint de dag’ tegen. Zo mooi: simpel en waar. En wat te denken van Lowie na een lange dag lopen: ‘Lowie wist dus al dat de wereld groot was. Nu ja, ze wist het in haar hoofd en nu weet ze het ook in haar voeten.’ Ook mooi is de beschrijving van Lowies eenzaamheid de eerste nacht alleen in het Hoogwoud: ‘Opeens, als een vloedgolf in haar hart, voelt ze hoe alleen ze is.’ Veel stukken van de tekst lezen haast als een gedicht, ieder woord afgewogen en op de juiste plaats. Soms schuilt daar echter ook een gevaar. Hoe mooi de tekst ook is op zinsniveau, het boek maakt soms wat ongedurig doordat het verhaal dan net wat te langzaam gaat. Op andere momenten komt de vaart er weer in en leest het als een avontuur.
Het Binnenland
Niet alleen het verhaal begint geheimzinnig, ook de wereld waarin Lowie verblijft is gehuld in raadselen. Waarom zijn er overal barsten in de aarde? Elf jaar geleden rolde er een donderstorm over het Binnenland. Drie hele dagen van woeste wind en striemende regen. In de dagen daarna barstte de aarde open. Waarom dat zou gebeuren na een storm? Dat blijft onduidelijk. Ook voor de ratelhonden, honden waarvan bijvoorbeeld een poot of een stuk kaak uit metaal bestaat, ontbreekt een verklaring. Hoe langer je leest, hoe beter je de wereld voor je ziet, maar toch blijft deze tot het eind van het boek ongrijpbaar.
Interessante personages en realistische relaties
Het boek is gevuld met interessante personages en de onderlinge relaties worden goed uitgewerkt. Wat opvalt is Lowies relatie met de drie vrienden die ze maakt in het Hoogwoud. Hoewel ze het onderling goed kunnen vinden, houdt Lowie ook een zekere afstand, precies zoals je zou verwachten met mensen die je niet kent. Hierin verschilt het boek van veel andere boeken waarin karakters binnen vijf minuten vrienden voor het leven zijn. Lowies aanpak is realistischer en voelt daardoor waar en echt. Lowie, van de vogel en de dief is een beeldend verhaal voor kinderen en volwassenen die van mooie woorden houden en van sterke personages, met hier en daar een levensles zoals die van de kapper in Hinkel: ’Ja, je moest mensen een kans geven, soms zelfs twee.’