Als kind las ik weinig. Ik kan me maar een paar boeken herinneren die ik heb uitgelezen. Het malle ding van Bobbisiek was er een, van Leonie Kooiker. Laatst herlezen, nog steeds een ontzettend leuk boek. Ik ontdekte er bij herlezing veel meer in dan toen. En De kleine kapitein van Paul Biegel, alle drie de delen, helemaal uitgelezen. Momo en de tijdspaarders van Michael Ende en Meester van de zwarte molen van Otfried Preussler. We gingen bramen plukken van Doris Buchanan Smith was mijn topper, een dun boekje waarin een kind sterft. Ik vond dat zo aangrijpend. En van Guus Kuijer las ik ook het een en ander. Maar dat was het wel zo ongeveer.
Wel ben ik in oneindig veel boeken begonnen. Een boek leek voor mij niet bedoeld om helemaal uit te lezen, een boek was een aanleiding om te schijven. Ik las een stukje en droomde vervolgens met de pen in mijn hand boven mijn schrift. Boeken waren vensters naar een fijne wereld, waarin ikzelf een rol had die er toe deed. Het waren startpunten om te dromen en te fantaseren, en om te ontsnappen aan de realiteit.
Mijn leesbiografie begint dus veel later, op de middelbare school, bij het lezen voor de lijst. Waar veel jongeren stoppen met lezen is het bij mij juist daar begonnen. Ik heb jaren lang veel fictie gelezen. Vooral de boeken uit de boekenkast van mijn ouders. Daarna volgde de poëzie. Ik heb me als tiener verdiept in het gehele oeuvre van Gerrit Achterberg. Als student viel ik, met een groep medestudenten, voor het absurde werk van de Poolse schrijvers van rond de Tweede Wereldoorlog. Vooral Witold Gombrowicz werd onze lieveling. Van hem heb ik alles gelezen. Door wat niet in het Nederlands verkrijgbaar was ploeterde ik me in het Engels, Duits of Frans. De eerste verhalen die ik schreef waren zichtbaar geïnspireerd op zijn werk. Ik heb een bronzen portret van hem gemaakt en deze geschonken aan zijn weduwe Rita Gombrowicz, in Parijs. Een fantastische en eervolle ontmoeting. Maar ook al het werk van Czeslaw Milosz, Marian Pankowski en Bruno Schulz heb ik met heel veel interesse gelezen. Kafka en de Russen las ik ook graag. En Arnon Grunberg. Er zijn een paar eenlingen die me betoverd hebben. Ooit reisde ik alle plekken af uit het boek Le Grand Maulnes van Alain Fournier en laatst nog, minder literair maar even fascinerend, van Caspar Hauser.
Nu ben ik terug bij de boeken voor de jeugd. Op dit moment vind het heel fijn om licht en hoopvol werk te lezen. Ik ben bijvoorbeeld gek op Benny Lindelauf, Erna Sassen, Joke van Leeuwen, Gideon Samson… Wat recent uitkomt houd ik zorgvuldig bij. Tussendoor lees ik de klassiekers die ik in mijn jeugd gemist heb. Mijn inhaalslag geeft me ontzettend veel plezier, al blijft het jammer dat ik ze niet meer kan lezen met de verbazing en verwondering van een jong kind.