‘Dag mensen. Dag allemaal. Tot nooit weer,’ denkt de dertienjarige Lot als ze door haar moeder naar het klooster wordt gebracht. Zij is de hoofdpersonage van Het Zoete Water, de tweede historische jeugdroman van Joke Eikenaar, die eerder vooral als illustrator naam maakte. Zoals ook haar eerste jeugdroman, De vloek van Voorst, situeert Eikenaar Het Zoete Water opnieuw in de regio Zwolle, waar ze zelf woont. Haar grondige brononderzoek en zorgvuldige taalgebruik leveren een waarachtig beeld op van het leven in de late Middeleeuwen.
Brouwersdochter Lot is knap en karaktervol, in tegenstelling tot haar zusje Janne, die over het hoofd wordt gezien door vrijwel iedereen, zelfs door hun eigen ouders. Over Lot zijn ze vooral ongerust, want geheel tegen haar eigen zin trekt ze al snel de aandacht van jongens en mannen. Om het gezin voor een mogelijk toekomstige schande te beschermen, blijft slechts één mogelijkheid over: Lot naar het klooster sturen. Dat is een ramp voor Lot, die binnen de beperkingen die er zijn toch naar een vrij leven streeft. Bovendien wil ze in geen geval gescheiden worden van Janne. Haar wensen hebben geen invloed op de beslissing van haar ouders, en zo begint ze haar leven als zuster Odilia, novice van het Benedictijnse Zwartewaterklooster.
Ware geschiedenis
Zoals Eikenaar in haar verantwoording aan het eind van het boek uitlegt, heeft het klooster echt bestaan, net zoals het Klaarwaterklooster dat Lot en een aantal andere nonnen in de loop van het verhaal eigenhandig bouwen. Het Klaarwater wordt opgericht als protest tegen de verslapte moraal en de mindere discipline van het Zwartewater, waar de leiding het niet zo nauw neemt met de regels van Benedictus. De kleine groep Klaarwaternonnen volgt de strikte Moderne Devotie, een ultra-orthodoxe stroming die in de vijftiende eeuw in en rond Zwolle aan populariteit won. Dat Lot door de oudere nonnen uitverkoren wordt om hen naar het nieuwe klooster te volgen, heeft ze te danken aan haar ervaring in de brouwerij van haar ouders. Daar heeft ze veel praktische kennis vergaard, die goed van pas komt in de prille onderneming die het Klaarwaterklooster zal worden.
Niet dat Lot het niet zwaar heeft in het klooster. Eikenaar beschrijft in heldere, toegankelijke zinnen de eenzaamheid van de novices, die onderworpen worden aan talloze regels en altijd op hun hoede moeten zijn voor fouten en de straf die daarop volgt. Het is de angst voor fouten die ze met elkaar verbindt, zij het indirect. Met elkaar praten en zelfs elkaar aankijken is namelijk verboden. Toch lukt het Lot bij vlagen een blijk van begrip van haar medezusters op te vangen. Zelfs de strenge zuster Adolphine, die over Lot waakt, heeft haar zachte kant, en de priores, moeder Mechteld, toont zich wel bereid te luisteren als het werkelijk nodig is. Zelf heeft moeder Mechteld zo haar geheimen – en bezittingen, die een van de aanleidingen is voor de splitsing van de volgers van de Moderne Devotie van de rest.
Band tussen de zussen
Ondertussen bezoekt Janne stiekem haar non geworden zus. Het afscheid van de buitenwereld blijkt toch niet zo definitief als Lot eerst vreesde, en in het nieuwe Klaarwaterklooster wordt haar leven stukken beter. Niet alleen ligt het klooster dichter bij haar ouderlijk huis in Hasselt, maar vindt ook Janne werk in de buurt. Bovendien hoeft ze niet meer stiekem bij het klooster aan te kloppen, want na haar inwijding als non mag Lot officieel bezoek ontvangen. De episodes over hun ontmoetingen maken de roman levendiger en lichter vooral voor jonge lezers, voor wie de richtingenstrijd binnen het geloof en de politieke schermutselingen rondom de bouw van het nieuwe klooster taaie kost kunnen worden.
Het duurt lang voordat het verhaal op stoom komt. Lot heeft zich verzoend met haar nieuwe identiteit als zuster Odilia, maar toch blijft er leven in haar smeulen. Dat wordt haarzelf duidelijk als ze de Kasper tegenkomt, de zoon van de kuiper, bij wie Lot en een andere zuster een nieuwe bierton gaan bestellen. Het klooster is voor zover mogelijk zelfvoorzienend en heeft daarmee ook een eigen brouwerij – en daar weet Lot alles van af. Kasper doet Lots hart sneller kloppen, maar hij ziet in Lot precies wat ze is: een non. ‘Wat had ze verwacht? Dat hij gezellig met haar zou kletsen? Of dat hij naar haar zou kijken zoals jongens vroeger naar haar keken? Uitdagend, plagerig?’ Zo wordt Lot wordt wakker geschud: ‘Ze was niets en niemand meer.’
Toch nemen de gebeurtenissen al snel een compleet andere wending en krijgen Lot en Kasper wel met elkaar te maken – dankzij niemand anders dan Janne, die niet meer zo onzichtbaar blijkt als vroeger. Het soms wel erg meanderende tempo van het middendeel van het boek wordt in de laatste hoofdstukken goed gemaakt, want die zijn een race vol drama, dat duidelijk maakt hoe kwetsbaar het leven in de Middeleeuwen was. Met Het Zoete Water maakt Joke Eikenaar een klein deel ervan voelbaar vanuit een heel bijzonder perspectief, die van de geïsoleerd levende nonnen. Maar juist vanwege hun schaarse omgang met de buitenwereld wordt deze heel scherp getekend. Een slimme keuze.