‘In die tijd op de camping kreeg ik voor het eerst het gevoel dat het leven best mooi kon zijn,’ ervaart hoofdpersoon Emily uit Voel, het eerste Young Adultboek van de gelouterde (kinderboeken) schrijver Marcel Vaarmeijer. Een trieste constatering voor een tiener, maar ook begrijpelijk gezien haar getormenteerde jeugd. Het enige lichtpuntje in haar bestaan is haar vriendschap met Ducky die uitgroeit tot een gepassioneerde liefdesrelatie. Voor Ducky is het bestaan zo mogelijk nog somberder. ‘Ik ben niet sterk genoeg voor het leven, Eetje’, zegt zij. Ze heeft er geen zin meer in.
Loodzware thematiek bepaalt deze Young Adultroman. ‘There’s a hole in my soul […]’, zegt het motto en dat is overduidelijk aan de orde bij de hoofdpersonen Emily en Ducky. Niet alleen de thematiek en gebeurtenissen in het verhaal zijn droevigstemmend, ook de handel, wandel en toon van Emily en Ducky en hun levenshouding. ‘De wereld is een boosaardige plaats,’ denkt Emily. ‘Je wordt geboren, je leeft een tijdje en dan ga je dood.’ Emily haar oma en moeder ‘sporen niet,’ zegt ze zelf. ‘Als je moeder of je vader niet helemaal spoort, kun je er donder op zeggen dat tenminste één van de kinderen ook behoorlijk geschift is’. Misschien geldt dat inmiddels ook een beetje voor Emily zelf? Emily’s vader is een streng gelovige dominee die z’n vrouw en kinderen slaat en Emily misbruikt. Broertje Michael dealt en blowt zich te pletter, moeder ‘is een beetje een triest geval’. Ook op school gaat het niet goed. Dit alles leidt tot destructief en fatalistisch gedrag van Emily en Ducky. Ducky snijdt zichzelf en is depressief. De mens, die ‘kinderen op de wereld [gooit] waar alleen maar rotzooi van komt’, zou onvruchtbaar moeten zijn, betoogt zij.
Mensbeeld
Dat tieners het niet altijd hoog ophebben met hun ouders is misschien een gezond en goed verschijnsel, maar het cynisme, de haat, onverschilligheid en hardheid waarmee Emily en Ducky tegenover het leven, hun ouders en andere volwassenen staan, is onthutsend. Het leven is zinloos en alle mensen zijn egoïstische smeerlappen, zo denken zij. Het is jammer dat de jonge meiden niet wat meer jeugdige positiviteit, onbevangenheid of geloof in het goede van mensen hebben.
Ze vinden elkaar in hun verzet en defaitisme, maar zelfs in hun onderlinge relatie is er sprake van disbalans. Vanuit Emily’s perspectief is Ducky nog eenzamer en ongelukkiger dan zijzelf. Emily ervaart hun relatie bovendien als ongelijkwaardig: ze draait alleen om Ducky. Emily vraagt zich vanaf het begin van hun kennismaking af, of haar liefde groot genoeg is om Ducky te redden. Dit is de vraag die de lezer meeneemt in het verhaal. Waar gaat dit naartoe? Komt dit goed? In een meeslepende vaart vertelt Vaarmeijer over de route en strijd van de eenzame, beschadigde en kwetsbare meiden.
Nieuwe start
Voor Emily gaat er in eerste instantie een nieuwe wereld open als Ducky haar leven binnenstormt. Met haar wil Emily ‘honderd jaar en dolgelukkig’ worden. Emily is dan twaalf, Ducky dertien. Ducky sleurt Emily mee in haar ‘knotsgekke wereld’. Twee jaar later duiken zij samen het nachtleven in, inclusief drank en drugs. Pilletjes worden ook ingezet bij het examen, maar ze mogen niet baten, zoals ook het dreigement van moeder ‘Als Emily is gezakt, […] dan hang ik mezelf op,’ niet helpt. Ducky is gezakt, Emily heeft alleen voor Nederlands een prachtig cijfer, voor alle andere vakken heeft ze onvoldoendes. Blijkbaar mag ze nog wel herexamens doen, maar zover komt het niet want Ducky besluit dat ze een nieuw leven moeten beginnen. Ze moeten ‘helemaal leeg en vrij’ worden, daarna kunnen ze ‘opnieuw geboren worden’ en hoeft zij niet meer dood. Hoewel Emily er niets van begrijpt, volgt ze haar.
De meiden nemen rigoureus en volledig afscheid van hun oude leven en vertrekken naar het noorden. Ze komen tot Jokkmokk, hoog in het noorden van Zweden. Tot zover gaat de laatste lift en hun geld is op. Ze kloppen aan bij een willekeurige boerderij en worden door de bewoners Alma en Mats gastvrij en blij ontvangen. Tegen hen zeggen ze dat ze Dorien en Emma heten. Ze kunnen blijven als nieuwe werksters in het vakantiepark met blokhutten. ‘We zijn thuis,’ zeggen ze tegen elkaar. In deze nieuwe omgeving werken ze hard en lijkt hun leven stabiel te worden. In een uitgestorven wereld, zonder ‘middelen’ en in een gestructureerd leven gaan de vriendinnen een zwoele zomer in waarin ze steeds meer van elkaar gaan houden, maar vooral ervaren dat ze inderdaad opnieuw geboren worden. Voelen valt voor hen niet mee, maar nu ze vrij zijn van zorgen en problemen, begint dat wel te komen. Alma voelt voor Emily meer als een moeder dan haar eigen moeder. En als Mats later zegt dat hij van hen houdt, raakt dat beiden zeer.
Geluk kan kapot
Daarmee zijn de problemen nog lang niet verdwenen. Ducky is natuurlijk niet zomaar van haar donkere wereld verlost: in de lange Scandinavische winter stort ze in. En als er een kaper op de kust is voor Emily, een jongen die meent dat zij wel wat met hem wil, neemt Ducky de benen. Dit levert een hectisch slot op met een zoektocht van Emily, loeiende sirenes en een gedrogeerde Ducky. De drugs verschaffen haar heldere inzichten. Vluchten en een nieuw leven beginnen biedt toch geen soelaas, houdt ze Emily voor. Geluk is uiteindelijk altijd gedoemd stuk te gaan, al is het maar omdat het leven eindig is. Die wetenschap is voor haar onleefbaar. Emily ziet dat anders. Zij denkt dat een gelukkige tussentijd de moeite waard is. Zij vertrouwt erop dat ze hun weg wel vinden. Of dat lukt is de vraag. De lezer kan na een leeservaring met veel narigheid niet anders dan het (hen) beste wensen.
Het boek leest vlot, maar stemt bepaald niet vrolijk. Dat komt niet alleen door de aangrijpende en realistische problematiek van de jongeren, maar ook door de insteek van de schrijver. De harde toon in de roman bepaalt voor een belangrijk deel de leeservaring. Als Emily op de zesjarige Boris Dubois past en hij zich als een ‘wilde aap gedraagt’, stompt ze hem eerst ‘niet op zijn lelijke smoel, want dat kan niet als ze klein zijn, maar op zijn buik’. Als hij haar dan uitlacht slaat ze hem het hele huis door, staat geschreven. Dit soort beschrijvingen zijn typerend voor de toon en stijl in het boek. Misschien moeten ze de wanhoop van de personages tonen, misschien zijn ze grappig bedoeld. Of lezers die wanhoop op deze manier meevoelen of de humor delen, is de vraag.