In haar boek Dodo neemt Mohana van den Kroonenberg als leidraad het motto van Lewis Carroll: ‘Fantasie is het enige wapen in de oorlog tegen de realiteit’. De vraag is dan natuurlijk: ‘Wat is de realiteit?’ In Dodo wordt de lezer meegenomen en meegezogen in de binnenwereld van Dorian, een jochie dat net van de basisschool komt en begint in de eerste klas van de middelbare school. Voor Dorian is het voorstelrondje tijdens de eerste les de realiteit. Je moet voor de klas komen en kort zeggen hoe je heet, wat je leuk vindt, waar je goed in bent enz. Dorian vindt het bloedje spannend en verbijt het moment dat hij aan de beurt is. Als het moment daar dan toch is, komt hij niet uit zijn woorden. In stilte, hulpeloos en wanhopig schreeuwend, doet hij een beroep op zijn beste vriend van de basisschool, Ramses. Tenslotte stamelt hij stotterend als antwoord op de vraag van de juf hoe hij heet: ‘I……. Dodo.’ Gelach! Vanaf dat moment besluit Dorian nooit meer te praten. De realiteit is voor hem te verzengend.
Ik heb je helemaal niet nodig, ik red mijzelf wel
Dorian voelt zich verraden door zijn beste vriend Ramses, zijn kameraad van de basisschool met wie hij altijd alles deelde. Ramses, die net als hij lang haar had. Hij denkt terug aan de geweldige avonturen die zij beleefden in hun boomhut in het bos, waar ook Sabine en Nikita soms kwamen. Ramses met wie hij muziek maakte, Ramses op de gitaar en Dorian op de drum. Ramses die zich zo gemakkelijk voegt in de nieuwe klas en die nu in de bus niet naast hem komt zitten. Als hij hoort dat hij in de klassengroepsapp Dodo genoemd wordt, is hij diep gekrenkt en ten einde raad besluit hij uit de groep te stappen. Thuis is hij doof voor aardige dingen. Zijn zus kan geen goed doen en ook van zijn moeder wil hij eigenlijk niets weten, al haar goede bedoelingen ten spijt. Wel neemt hij haar advies ter harte om zijn gedachten op te schrijven in het schriftje, dat hij op de basisschool ooit als dagboek gebruikt heeft. Hij trekt zich terug op zijn kamer, waar hij zijn eigen wereld creëert. Tijdens een schoolreisje naar een Natuurhistorisch museum wordt hij gegrepen door de fantastische wereld van uitgestorven dieren. Vooral de Dodo maakt een verpletterende indruk. Hij voelt dat de Dodo en hij bondgenoten zijn. Hij ontdekt dat het museum beschikt over het laatste dodo-ei dat er bestaat. Thuis op zijn kamer geeft hij zijn fantasie de vrije loop en vertrouwt hij zijn bevindingen toe aan zijn schrift. Van den Kroonenberg visualiseert die fantasiewereld van Dorian door dit schuin gedrukt weer te geven. Dit is prettig en zorgt ervoor dat deze fantasiewereld duidelijk gescheiden wordt van zijn gedachten over de realiteit van het dagelijks leven. De dodo wordt zijn nieuwe maatje. Met hem beleeft Dorian in zijn fantasie de meest spannende avonturen. Hij heeft helemaal geen Ramses nodig.
Het verhaal heeft een prachtige spanningsboog. We zien Dorian bijna ten onder gaan in eenzaamheid, woede en verdriet. Hij knipt zelfs zijn haar af als teken dat hij niets meer te maken wil hebben met zijn oude ik en dat het bondgenootschap met de band is verbroken. Zelfs zijn drumstel doet hij weg. Maar langzaam krabbelt hij weer op en als hij ziet dat ook Ramses zijn haar heeft gekortwiekt, begint hij weer contact te krijgen met de reële wereld van zijn vrienden en familie. Hij heeft Dodo steeds minder nodig als kameraad.
Voel hoe mooi literatuur kan zijn.
Van den Kroonenberg laat de lezer de wereld zien door de ogen van Dorian. Alleen zijn perspectief op de realiteit doet ertoe. De korte zinnen zijn gevat in kraakhelder proza, beeldend en heel goed leesbaar voor pubers zoals Dorian. Ook de vele korte hoofdstukjes maken het boek toegankelijk voor jongeren wier spanningsboog niet altijd even groot is. Terloops weeft Van den Kroonenberg historische informatie door het verhaal zonder de relevantie daarvan voor het verdere verloop uit het oog te verliezen. Knap gedaan. Te veel informatie kan immers dodelijk zijn voor een goed verhaal. Van den Kroonenberg slaagt er goed in je te laten inleven in Dorian, zijn woede over zijn gekrenktheid te voelen, maar ook zijn hulpeloosheid om contact te leggen met mensen van wie hij eigenlijk heel goed weet dat ze het goed met hem voor hebben. Het boek is heel geschikt om samen met leerlingen in de brugklas te lezen om, na lezing, met hen te reflecteren op de overgang van basisschool naar middelbare school. Zo laat je leerlingen voelen hoe mooi literatuur kan zijn.