‘Prenten, romans, films moeten dromen zijn waarin je kunt wegzinken,’ laat Rindert Kromhout in De poppenspeler van Lampedusa de beroemde filmmaker Fellini tegen de hoofdpersoon Matteo zeggen. Wat je zegt ben je zelf. Kromhouts roman is zo’n boek – een droom. Het is prachtig geschreven en vertelt een ontroerend en boeiend verhaal dat je weg doet zinken in het Rome van vlak na de Tweede Wereldoorlog en in de innerlijke wereld van de jonge Matteo.
Matteo Verga is de achttienjarige hoofdpersoon van deze roman. Hij woont met zijn grootouders, ouders, zus en haar dochtertje in een appartementencomplex in Rome. De stad en haar bewoners herpakken zich na de oorlog, wat onder andere te merken is in het kruidenierswinkeltje van Matteo’s vader; de vakken zijn weer behoorlijk gevuld, zelfs met verswaren. Matteo verdient wat zakgeld door mee te helpen in het winkeltje van zijn vader, vermaakt zich in de stad met vrienden en droomt in eerste instantie van een carrière als ‘attore’, acteur.
Een Romeinse ervaring
De sfeer van Rome en Matteo’s handel en wandel door de stad worden door Kromhout warm en invoelbaar beschreven. Als lezer waan je je vanaf de eerste pagina’s in de stad, in het drukke gezin, naast Matteo. Een krantenkiosk met kapot rolluik, een signora vergroeid in de portiersloge van het appartement, de keuken als centraal punt van de woning, de oude volkswijk Trastevere, vele fonteinen, eethuisjes, eindeloos samenzijn aan het strand: je hoeft er de stad niet voor te (her)kennen om lekker loom mee te wandelen langs het Colosseum, het Forum Romanum, de Trevifontein, de ‘leugendetector’ Bocca della Verità.
Het is 1948, de tijd waarin latere grote regisseurs als Fellini en Visconti hun enthousiaste, creatieve plannen beramen en bespreken en Matteo is daar deelgenoot van. In het kunstenaarscafé Caffe della Passe komen schrijvers, acteurs en regisseurs samen om te drinken en te discussiëren. We krijgen een interessant kijkje achter de schermen in de filmstad Cinecittà, ten zuidoosten van Rome, en in de werkwijze van regisseurs, die ‘schilders’ maar ook ‘dictators’ worden genoemd. ‘Wij gaan samen meesterwerken maken,’ schateren de bevlogen jonge kunstenaars boven goed gevulde glazen. Het is voor de lezer boeiend en interessant met de blik van nu bij hen aan tafel te zitten en mee te luisteren naar hun idealen en ideeën. ‘Wat je in je jeugd meemaakt, laat je nooit meer los’, is Fellini’s overtuiging en hij vertelt over een bizarre absurdistische jeugdervaring toen hij zeven jaar oud was. ‘De realiteit verpakt in een grotesk verhaal.’ Groots en meeslepend zal het worden en zeker ook maatschappijkritisch.
Zoveel meningen
Maatschappelijk geëngageerd is ook Matteo. Dat kan ook bijna niet anders in woelig naoorlogs Italië en gezien zijn politiek zeer betrokken ouders en grootouders. Er is in huize Verga een permanente strijd tussen opa en oma over de juiste politieke keuze: communistisch of christendemocratisch. Matteo’s moeder is van de genuanceerde socialistische middenweg en geeft hem mee dat hij altijd op de hoogte moet blijven van de meningen om hem heen. Matteo staat daar zeker open voor en vormt daarnaast zijn eigen mening. De armoede van de vele verloren kinderen in de stad raakt hem en liever nog dan te gaan voor zijn eigen succes als acteur, is het zijn droom deze kinderen gelukkig te maken met zijn marionetten- en poppenspel.
Liefdevolle vriendschap
Matteo is en heeft een sterk karakter. Dat blijkt overtuigend uit de ontwikkeling van zijn vriendschap met Davide. Hij is sinds kort met zijn moeder, een oorlogsweduwe, in Rome komen wonen en zich heeft zich aangesloten bij de vriendengroep van Matteo. De jongens trekken veel samen op, houden van elkaar, worden blij van en in elkaars gezelschap, zijn graag samen. Op een prachtig integere en innemende manier wordt hun vriendschap beschreven. Davide is al snel verliefd op Matteo, Matteo is verliefd op hun vriendschap. Er is intimiteit, warmte, openheid, ruimte voor elkaar. Dat Matteo Davide niet de volledige liefde kan geven, noopt Davide tot een keuze die voor beiden pijnlijk en verdrietig is, maar wat blijft is een vriendschap zoals je zou willen dat die vaker beschreven wordt.
Rindert Kromhouts taalgebruik is mooi, soms droomachtig precies. ‘Het was pas mei, maar sinds een paar dagen bloedheet. De wind kwam uit het zuiden en bracht Saharazand mee, dat als een laagje rood stof achterbleef op de wegen, struiken en geparkeerde auto’s. Het landschap hier buiten Rome was zo goed als verlaten. Hagedissen koesterden zich op bouwvallige muurtjes in de zon. De luiken van de paar eenzame huizen waren dichtgetrokken. Zwerfkatten hadden plekjes in de schaduw opgezocht. Geen Romein waagde zich op straat, behalve Matteo’. Er zijn daarnaast veel levendige dialogen, vaak met droge humor en ironie, maar net zo vaak met ernstige en serieuze ondertoon.
Davide vraagt zich op een gegeven moment af, of hij en zijn vrienden, geboren in het interbellum, een ‘verloren generatie’ zijn, omdat hun toekomst in duigen ligt. ‘Verloren ben je […] pas als je dat zelf ook zo ziet’, zegt één van hen daarop. Zij zien zichzelf niet zo en dat tekent de personages en ‘boodschap’ van de roman. De poppenspeler van Lampedusa, over liefde en aandacht voor elkaar, over een goed mens zijn, oog hebben voor de ander, is alleen al daarom een wonderschoon boek.