Sanne Roosebooms boek Mot en de metaalvissers eindigt met een waarschuwing: ‘Als je net als Mot gaat vissen met een magneet, kijk je dan heel goed uit?’ Die waarschuwing is geen overbodige luxe want wie wil er nu niet net als Mot zijn? Met haar elf jaar weet ze precies wie ze is en wat ze wil. Helaas heeft haar moeder andere ideeën. Zij blijft Mot bij de naam noemen die ze haar bij de geboorte heeft gegeven: Vlinder. ‘Een dwingnaam’, zegt Mot. Ze is ervan overtuigd dat haar moeder die koos omdat ze zo moest worden: lief, fladderig, luchtig, kleurig, maar Mot houdt van zwart, van stampen en, zo ontdekt ze, van roest.
Aan het begin van het boek heeft Mot een lange zomer voor zich. Al haar vrienden zijn op vakantie en haar moeder moet werken. Zij helpt klanten zich mooier te voelen, met kleding, make-up, gezond eten en een goede lichaamshouding. Allemaal dingen die Mot stom vindt, en zodra er een klant langskomt, lijkt het erop dat haar moeder haar liever kwijt dan rijk is, alsof ze zich voor Mot schaamt. Daarom trekt Mot er in haar eentje op uit. Wandelend langs het kanaal komt ze bij de metaalvissers terecht, die roestig metaal opvissen met magneten en een sterk touw. Als Mot besluit een eigen magneet te kopen en ze daarmee een kleine duikboot opvist, begint het avontuur.
Spanning die ontspant
Een van de leukste dingen aan Mot en de metaalvissers is de manier waarop Rooseboom omgaat met spanning. Het boek is meeslepend en verrassend, de ontknoping blijft tot het laatste moment moeilijk te raden, maar de spanning loopt niet zo akelig op dat je dwangmatig verder moet lezen. Je leest Mot en de metaalvissers niet omdat je niet anders kan, maar omdat je van iedere bladzijde geniet en liefst zo lang mogelijk bij Mot in haar roestige wereld wil blijven. Dit komt niet alleen doordat Rooseboom de spanning perfect weet te doseren, maar ook doordat Mot omringd wordt door mensen die van haar houden en haar bij willen staan met hulp en advies. Vergeet de kinderheld die alles alleen moet opknappen, Mot is onderdeel van een gemeenschap van metaalvissers en acrobaten die op De Werf wonen, een roestige gemeenschap waar iedereen welkom is. Die helpt haar niet alleen om het avontuur tot een goed einde te brengen, maar ook om haar moeder beter te leren begrijpen (en andersom!) en zich met haar te verzoenen.
Macht en rijkdom
Naast het conflict tussen Mot en haar moeder staat er nog een tweede conflict centraal: tussen het roest van de stad en nietsontziende vooruitgang. Het voortbestaan van de gemeenschap op De Werf wordt bedreigd door de vooruitstrevendheid van de machtigste man van de stad. Alles moet wijken voor zijn dure plannen bestemd voor de allerrijksten. Natuurlijk komen Mot en haar vrienden hiertegen in opstand. Tijdens het lezen rijst af en toe de vraag of de tegenstelling tussen roest en rijkdom niet wat dik wordt aangezet. Wordt De Werf rooskleuriger voorgespiegeld dan zo’n plek in werkelijkheid kan zijn? Is de rijke man nietsontziender dan nodig? Misschien wel, maar tegelijkertijd is Mots wereld zo’n aansprekende plek dat het makkelijk is erin te geloven.
De kleur van roest
Het gebruik van kleur geeft Mot en de metaalvissers extra diepte. Niet alleen door de treffende beschrijvingen van modder, algen en roest, maar ook door de illustraties van Sophie Pluim in zwart en, hoe kan het ook anders, roestrood. Ondanks die stemmige kleurcombinatie zijn de illustraties eerder vrolijk dan deprimerend, eerder warm dan donker. In samenspraak met de tekst zorgen ze ervoor dat je Mots wereld zonder moeite voor je ziet en je realiseert hoe waardevol het roest is in de levens van mensen, én in de stad. Al met al is Mot en de metaalvissers een boek dat tot herlezen uitnodigt, zeker als je wel eens droomt van een plek waar iedereen welkom is.