Skip to content
Citroeninkt

Een heel mens worden in Nederland

Met citroeninkt schrijft de jonge Talar uit de gelijknamige roman van Maral Noshad Sharifi haar geheimen op. Meester Hans heeft haar deze tip aan de hand gedaan. Wat ze schrijft is onleesbaar voor anderen tenzij zij weten dát er iets staat en hoe dat zichtbaar te maken. In de roman blijft haar lijstje geheimen ongelezen, ook haar moeder kan het niet lezen. ‘Net zoals ze mij niet kan lezen’, constateert de oudere Talar misnoegd. De lezer van Citroeninkt heeft dan al intens meegeleefd met het schrijnende verhaal van vluchtelinge Talar en haar gezin. Schrijnend door de ontwikkelingen in het Iran vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw, door discriminatie en racisme in Nederland en door de wissel die een vlucht trekt op de afzonderlijke gezinsleden en hun onderlinge relatie.

Citroeninkt maakt indruk vanaf het ‘Woord vooraf’ waar de roman mee begint. Hierin beschouwt de schrijfster de vluchteling. ‘Wie zijn land noodgedwongen verlaat, verliest een deel van zichzelf.’ Over deze halve mensen gaat Citroeninkt. Over Iranezen die hoopvol strijden voor vrijheid, die het onderspit delven tegen een repressief religieus regime, die al hun rechten verliezen en hun leven niet veilig zijn en die in het nieuwe ‘veilige land’ een gevecht tegen vooroordelen en afwijzing wacht. Zoals miljoenen vluchtelingen op aarde. Schrijfster Sharifi verstaat de kunst aangrijpend invoelbaar te maken dat en hoe vluchtelingen een stukje van zichzelf achterlaten in hun moederland, zoals bij Talars moeder Sepideh. Zij is een strijdbare, moedige jonge vrouw, die in Iran geleerd heeft ‘haar zenuwen te laten verstommen’ maar in Nederland soms lethargisch lijkt. Die vertrouwen uitspreekt in de val van het religieuze bewind in haar thuisland maar ook erg angstig is voor verraad van spionnen in Nederland. Ze vervloekt de situatie in haar geboorteland, maar blijft niet alleen terugverlangen naar de bergen en de poëzie maar blijft ook betrokken bij haar land en landgenoten, bij wat Talar noemt: ‘het verdriet van wildvreemden’.

Integreren in Nederland
Talar is als vierjarige met haar hoogzwangere moeder gevlucht uit Iran. Broertje Cesar wordt in Nederland geboren, vader Arash volgt enkele jaren later als Talar, Cesar en moeder Sepideh in Moerkapelle een woning hebben gekregen. Het integratieproces van het jonge gezin wordt vooral beschreven vanuit de ogen van de jonge Talar, die zich vaak verbaast en veel niet begrijpt. Dit kinderperspectief maakt die beschrijvingen soms schokkend, soms ontwapenend en aanstekelijk. Talar is heel blij dat ze (eindelijk) naar school mag en schuift onbevangen aan in groep twee. Ze bidt braaf mee met de klas en leert wat het Huis van de Heer is. ‘Misschien noemen jullie het een moskee?’ oppert de juf, blijkbaar onwetend van het feit dat er ook seculiere Iranezen bestaan. Talar knikt nog maar eens. Ze komt tot de ontdekking dat er een ‘ander land’ is, waar zij vandaan komt en dat niet iedereen daarvandaan komt. Ze leert dat zij een ‘buitenlander’ is, ook al woont ze gewoon in Nederland en dat de kwalificatie ‘allochtoon’ dan weer niet gebruikt wordt voor mensen uit bijvoorbeeld Engeland en Duitsland. Het liefst zou ze later een praatprogramma willen net als Oprah Winfrey, dan kan ze alles wat ze niet begrijpt aan mensen vragen.

In het tweede deel van het boek is het gezin naar Scheveningen verhuisd. Talar verliest met de jaren haar onschuld en naïviteit. In Moerkapelle hingen de spreekwoordelijke touwtjes nog uit de brievenbus, waren er lieve, betrokken buren en groette iedereen elkaar op straat. Dit leert Talar snel af in Scheveningen waar een andere, minder dorpse realiteit heerst. Ze maakt ook kennis met harder en explicieter racisme, bijvoorbeeld van de vader van vriendje Tony, die haar bij de eerste kennismaking verschillende onbeschofte, indiscrete en racistische vragen stelt. Cesar, het jongere broertje van Talar, wordt bij het skateboarden in elkaar geslagen omdat hij een ‘vieze kankerallochtoon’ is. Sterk blijft Sharifi in het Reviaans ‘noteren zonder te interpreteren’. ‘Wat heb je beeldige oorbellen in, zijn die Arabisch?’ vraagt een vriendin aan Talar. Talar heeft ze bij de Hema gekocht en Iran is geen Arabisch land. Het plaatsvervangende schaamrood stijgt de lezer naar de kaken. 

Moeder
Zuur is niet alleen de overlevingsstrijd van gevluchte volwassenen en het racisme en de vooroordelen waarmee Talar en haar gezin te maken krijgen, ook haar relatie met haar moeder bevat ‘zure’ elementen. Vluchtelingenouders nemen ‘levensveranderende beslissingen’ voor hun kinderen, dat laat Citroeninkt duidelijk zien. Daarnaast krijgt Talar al van jongs af aan (te) veel verantwoordelijkheid voor het welzijn van haar moeder.  Vanuit het verre Iran drukt oma Talar op het hart goed voor haar moeder te zorgen. ‘Je bent nu geen kind meer’, zegt ze tegen haar vijfjarige kleindochter. Moeder Sepideh maakt Talar al heel jong duidelijk dat zij samen een team zijn. Ze legt haar ook uit dat zij zichzelf niet mag vergelijken met de mensen in Moerkapelle, omdat zij nu eenmaal elders geboren is. ‘Jij hebt een ander verleden en andere verantwoordelijkheden’. Talar voelt zich zeer verantwoordelijk en krijgt schuldgevoelens als haar ouders ruzie hebben. Zíj́ had dingen anders moeten doen, denkt ze dan. Als Talar ouder is, komt het tot een knallende ruzie tussen beiden waarbij zij haar moeder voor de voeten werpt dat ze haar hele jeugd meer háár moeder is geweest, dan andersom. De roman is fictie, maar bijzonder realistische fictie, die heel dicht bij de ervaringen van de schrijfster ligt. Hoe realistisch deze ervaringen en gevoelens ook zijn, de schrijfster Sharifi maakt in de opdracht bij het boek en in het voorwoord en dankwoord duidelijk hoe groot haar waardering voor haar moeder is.

Iran
De roman bestaat uit twee delen van respectievelijk elf en veertien hoofdstukken die zich afwisselend in Nederland en Iran afspelen. Met sprongen in de tijd maar wel chronologisch wordt de achtergrond en geschiedenis van Talars ouders beschreven vanaf 1982. Het schetsen van deze achtergrond vergroot het begrip, mededogen en de empathie voor hen en heeft dus alleen al daardoor een belangrijke toegevoegde waarde. In juni 1982 hoort Talars moeder dat ze is aangenomen bij de universitaire studie biologie. Dat is in Iran geen vanzelfsprekendheid, maar alleen weggelegd voor leerlingen met de beste cijfers. Er is dus blijdschap in het gezin. Maar er zijn ook grote zorgen. De sjah is in 1979 verdreven en anders dan linkse Iraniërs hopen, lijkt er geen democratische regering voor in de plaats te komen, maar vergaart geestelijk leider Khomeini meer en meer macht. De gevolgen zijn desastreus: wie niet voor hem is, wordt ‘uitgewist.’ Scholen sluiten, iedere tegenstander wordt opgepakt en de repressie is letterlijk en figuurlijk dodelijk. Talars vader Arash en haar moeder Sepideh ontmoeten elkaar in 1986 bij een samenkomst van de Iraanse Revolutionaire Garde in de bergen. Als de jonge Arash daar en dan een lied zingt, is Sepideh diep geraakt. ‘Iran klonk even, zoals het bedoeld was.’ Als haar vader in 1995 eindelijk in Nederland aankomt ‘[huilt] de hemel’. Sharifi’s taalgebruik is helaas slechts zo nu en dan beeldend of poëtisch, maar wel steeds vlot en toegankelijk.

De herinneringen aan Iran zijn warm. Er zijn altijd veel mensen in huis, familie en vrienden, en wordt er samen gegeten. Mensen groeten elkaar volgens een vast ritueel van vragen naar het welzijn van moeder, vader, kinderen en meer, in plaats van met een kort ‘hoi’. Vader Arash heeft goede herinneringen aan de superzure citroen met zout die hij met zijn vriend meester maakte, moeder blijft haar land missen, ‘het land van de doorgesneden kelen.’ schampert Talar. Sharifi maakt al deze emoties invoelbaar in een volwassenenroman die zeker ook zeer geschikt is voor de bovenbouwleerlingen van het voortgezet onderwijs.

Citroeninkt
Verschenen bij: Uitgeverij Prometheus
ISBN: 9789044644661
240 pagina’s
Prijs: €17.50
Verschenen: 2023